Jeroen Wiersma, landschapshistoricus en ‘herontdekkingsreiziger’, onderzocht de geschiedenis van De Hegewarren, Sitebuorren en De Burd en stelde een landschapsbiografie samen. Wiersma, zelf op een Friese terp geboren, vertelt over zijn ontdekkingen.

Je noemt jezelf ‘herontdekkingsreiziger’, wat betekent dat?

“Een herontdekkingsreiziger neemt mensen mee op pad in een landschap dat al bekend is en probeert het opnieuw te ontdekken door er met ander ogen naar te kijken. Bijvoorbeeld vanuit de cultuurhistorie. Zo zijn er bijvoorbeeld nog tal van minimale verhogingen (huisterpjes) in het landschap aan te wijzen van nog geen 50 cm hoog waar onze voorouders zo’n 1000 jaar terug op woonden. Door dit ‘microreliëf’ en andere landschapselementen aan te wijzen, laat ik het landschap zelf vertellen hoe het is ontstaan en waarom het er uit ziet zoals het is.”

Wat maakt de Hegewarren zo bijzonder?

“Wat ik bijzonder vind aan de Hegewarren is dat het zo lang stand heeft gehouden als extensief hooilandschap. Het was daarmee tot nog niet zo heel lang geleden een waar weidevogeleldorado waar mensen vanuit de hele provincie en zelfs daarbuiten naartoe kwamen om eieren te zoeken. Ook bijzonder is een restantje blauwgrasland ter hoogte van Hokkes’ Aldfean. Blauwgras is bijna nergens meer te vinden.

Geschiedenis van de Hegewarren

Vanaf opgehoogde woonplaatsen met een diameter 30 tot 60 meter brachten eerste bewoners de veenwildernis in cultuur. Ze groeven afwateringssloten om het land bewerkbaar te maken. De structuren van deze middeleeuwse verkaveling zijn deels bewaard gebleven en nog terug te vinden in het landschap van de Hegewarren, Sitebuorren en De Burd. Doordat de toenmalige boeren het water uit het veen lieten lopen, bleef het gebied op den duur niet langer geschikt voor bewoning. De bewoners vertrokken rond 1500 naar hoger gelegen zandgronden. Ze lieten een uitgestrekt hooilandcomplex achter waar éénmaal per jaar in de hooimaand juli (de ûngetiid) het hooi werd geoogst. Het heeft vervolgens een paar honderd jaar geduurd voordat de eerste boer het weer aandurfde om weer in het verlaten en uitgestrekte gebied te gaan wonen, in een nieuwgebouwde ruilverkavelingsboerderij. Wil je meer lezen? Klik hier voor de landschapsbiografie
van Jeroen Wiersma.

Hoe ga je te werk als je de geschiedenis van een gebied onderzoekt?

“Ik begin met het verzamelen van allerlei data over het gebied zoals bodem-, hoogte- en historische kaarten. Die vergelijk ik met elkaar. Wanneer ik op hoofdlijnen het gebied in de vingers heb, lees ik alles wat er over het gebied te vinden is. Op die manier zet ik een nieuwe bril op waarmee ik het gebied in trek. Ik spreek dan met mensen die er wonen of gewerkt hebben die ook hun eigen ervaringen over het landschap kunnen vertellen en verblijf het liefst ook een paar nachten op bijzonder plekken in het gebied. In het landschap leer je dingen die je niet in de data terugvindt.”

Als je een plek zou mogen kiezen die je bijzonder vindt, welke zou dat dan zijn?

“Tijdens het onderzoek heb ik een nachtje doorgebracht in een perceel oud grasland in De Burd. Het was een warme augustusavond met prachtige luchten. Als je daar zo in je ééntje ligt en de tijd neemt om de omgeving op je in te laten werken, dan gebeuren er mooie dingen. Ik kan mij nog de nieuwsgierige paarden herinneren, de tientallen ganzen die vlak over mijn slaapzak vlogen en geen idee hadden van mijn aanwezigheid, en twee reeën die ik een tijdlang met mijn ogen heb gevolgd totdat ze verdwenen in een bosje. Een plek wordt bijzonder als je er een verbinding mee aangaat.”

Wat uit de verschillende tijdslagen van de geschiedenis zou je graag terug willen zien in het landschap?

“Zelf droom ik er wel eens van hoe het zou zijn om rond 1930 in de Hegewarren te zijn. In het voorjaar de enorme aantallen weidevogels, in de zomermaanden de vele arbeiders die gezamenlijk het hooi maaiden en via pramen en hooiwagens naar de hooizolders vervoerden en na een dag hard werken een borreltje haalden bij de herberg bij de brug. En in het najaar die enorme uitgestrekte zompigheid. Je zou die sfeer hier en daar terug kunnen brengen door gebieden te vernatten waar de oude ontginningsstructuur nog te zien is. Denk bijvoorbeeld aan de ontginningslijnen die vanaf de ‘Ie’ uitwaaieren.”

Wat heeft je verrast in je onderzoek?

“Wat mij toch wel verrast heeft, is dat het gebied nog niet zo heel lang geleden in de winter nog vrijwel geheel onder water stond. Daar waar het grootste deel van Friesland inmiddels binnen winterpolderdijken was gelegd, bleef de Hegewarren in de winter bûtlân: een nat, desolaat gebied waar een deel van de natuur zich terug kon trekken. In die periode was dit het domein van de jagers, de vissers en de rietsnijders. Verder had niemand er iets te zoeken, behalve tijdens strenge vorst. Dan opende zich de wereld en kon je alle kanten uit op de schaats.”

Tot slot, wat zou je willen meegeven voor de toekomstplannen van de Hegewarren?

“Bedenk dat de Hegewarren een cultuurlandschap is. De weidevogel hoort bij de Hegewarren, net als de boeren. Als die twee elkaar weten te vinden, en als de boer daarvoor bijvoorbeeld per grootgebrachte weidevogelkuiken betaald zou worden, kunnen er op korte termijn mooie dingen gebeuren in de Hegewarren.”

“Daarnaast vindt ik de waarde van oud grasland heel belangrijk. Het is cultuurhistorisch waardevol, maar ook ecologisch en bodemkundig van waarde. Sommige percelen zijn nog nooit geploegd waardoor de bodem boordevol met leven zit! Dit en alle microreliëf zoals greppels en hûskopkes (huisterpen) zijn het waard om te koesteren.”

Jeroen Wiersma is werkzaam bij het Kenniscentrum Landschap van de Rijksuniversiteit Groningen en daarnaast zelfstandig landschapsonderzoeker. Hij reist als ‘herontdekkingsreiziger’ door het land om mensen met andere ogen naar hun omgeving te laten kijken.